Een basisgesprek Spaans hebben

Pdf downloaden

Pdf downloaden

In dit artikel:

Stappen

Gerelateerde artikelen

Ben je juist begonnen Spaans te leren? Hieronder vind je een korte conversatie. Je vindt de uitspraak, de vertaling en de uitleg ervan en hij vormt een goed begin om Spaans te leren.

Stappen

Pdf downloaden

1. 
   1
   Zeg hallo. Er zijn verschillende manieren waarop je dit kan zeggen. De meest gekende manier is ‘Hola!’ (o-la), wat je waarschijnlijk al hebt geleerd van Dora toen je klein was.

   • Hoewel dit kort en eenvoudig is, kun je er langere woorden aan toe voegen om te tonen dat je al wat meer Spaans kent. Probeer ‘buenos días!’ (bwe-nos di-as), wat zoveel betekent als ‘Goedemorgen!’. Zo kan je ook ‘Buenas tardes!’ (bwe-nas tar-des) gebruiken in de namiddag, ‘goede namiddag!’. De begroetingen veranderen dus naargelang het moment in de dag.
2. 
   2
   Vragen hoe iemand heet, doe je zo: ‘¿Cómo te llamas? (co-mo te lja-mas).
3. 
   3
   Geef je naam. Om te zeggen ‘Ik heet ______’ zeg je ‘Me llamo ____’ (me lja-mo). Je zegt je naam daar waar de lijnen staan, bijvoorbeeld ‘Me llamo Teresa’.
4. 
   4
   Zeg iemand dat je het leuk vindt om hem/haar te ontmoeten. Zeg ‘Mucho gusto’ (mu-tsjo goes-to) voor ‘leuk je te ontmoeten’. Letterlijk betekent het ‘veel genoegen’. Ze kunnen dan antwoorden met ‘Igualmente!’ (ig-wal-men-te) of ‘El gusto es mío’ (el goes-to es mi-o). Het eerste antwoord betekent ‘Ook leuk je te ontmoeten’ (letterlijk ‘Insgelijks’) en het tweede betekent ‘Het genoegen is aan mij’.
5. 
   5
   Vraag iemand waar hij/zij vandaan komt. Men zal dit vaak zo vragen: ‘¿De dónde eres?’ (de don-de e-res).
6. 
   6
   Vertel waar je vandaan komt. Je beantwoordt deze vraag met ‘Yo soy de _______ (jo soj de). Je kan je land plaatsen op de open lijn. België is ‘Bélgica’ en Nederland is ‘Los Países Bajos’.
7. 
   7
   Vraag iemand hoe het met hem/haar gaat. Dit kan je zo vragen: ‘¿Cómo estas?’ (co-mo es-tas). Dit betekent ‘Hoe gaat het?’
8. 
   8
   Geef hier antwoord op door te zeggen ‘Yo estoy ____’. Je kan verschillende antwoorden geven op de vraag hierboven. Je gebruikt ‘Yo estoy’ (Ik ga/ben _____). Op de lijn kan je zeggen: ‘bien’ (bjen), wat goed betekent; ‘feliz’ (fe-liz), wat gelukkig betekent, ‘mal’, wat slecht betekent, ‘cansado’, wat moe betekent, en ‘enfermo’, wat ziek betekent.
9. 
   9
   Vraag iemand hoe oud hij/zij is. Vraag dan ‘¿Cuantos años tienes?’, wat letterlijk betekent ‘Hoeveel jaren heb je?’. Je spreekt dit zo uit: ‘kwan-tos an-jos tje-nes’.
10. 
    10
    Zeg hoe oud je bent. Op deze vraag antwoord je natuurlijk met een getal. Je kan de vertaling van de getallen in het woordenboek vinden.
11. 
    11
    Wanneer verjaar je? Dit vraag je zo: ‘¿Cuándo es tu cumpleaños?’ (kwan-do es toe koem-ple-jan-jos).
12. 
    12
    Vertel iemand wanneer je verjaart! Je vertelt je verjaardag door te antwoorden ‘Es el ____ de ___’. Op de eerste lijn zeg je de datum, zoals de tweede (dos), de eenendertigste (treinta y uno) of de negentiende (diecinueve). Kijk in het woordenboek om de vertaling van de cijfers te vinden. Op de tweede lijn zeg je de maand, zoals juli (julio), augustus (agosto) of maart (marzo). Voor de vertaling van de maanden kan je ook het woordenboek gebruiken.
13. 
    13
    Zeg tot ziens als je vertrekt. De meeste mensen weten hoe je ‘dag’ zegt als je vertrekt in het Spaans: ‘Adios!’. In de avond of ’s nachts zeg je ‘¡Buenas noches!’ (goedenavond of goedenacht). Je spreekt het uit bwe-nas no-tsjes.
14. 
    14
    Oefen je vaardigheden door het volgende gesprek tussen Roberto en Maria te vertalen naar het Nederlands, zonder de gids hierboven te gebruiken. Probeer dit te doen enkel met behulp van wat je hebt onthouden.

    • Roberto: ¡Hola!
    • Maria: ¡Buenos días!
    • Roberto: ¿Cómo te llamas?
    • Maria: Me llamo María. ¿Y tú?
    • Roberto: Me llamo Roberto. Mucho gusto.
    • Maria: ¡El gusto es mío! ¿De dónde eres?
    • Roberto: Yo soy de España. ¿Y tú?
    • Maria: Yo soy de Honduras. ¿Cómo estás?
    • Roberto: Estoy feliz.¿Y tú?
    • Maria: Estoy bien, gracias. ¿Cuántos años tienes?
    • Roberto: Quince años. ¿Y tú?
    • Maria: Catorce. ¿Cuándo es tu cumpleaños?
    • Roberto: Es el dos de abril. ¿Y el tuyo?
    • Maria: Es el once de junio. ¡Adiós!
    • Roberto: ¡Buenas noches!
    Advertentie